Hormonen zijn erg belangrijk bij het afvallen.
Op welke manier spelen ze een rol? En wat als de balans weg is?
Hormonen spelen een belangrijke rol bij de vertering van voedsel en de opname van voedingsstoffen. Zodra iemand alleen al eten ruikt komen de eerste hormonen al vrij. Verder spelen hormonen een rol bij:
-De ph waarde van de maag in stand houden. Zodra er voedsel in de maag komt verandert de pH. De cellen in de maag zorgen en er dan voor dat het hormoon gastrine vrijkomt. Dit hormoon regelt dat klieren in de maag meer zuur produceren. Net zolang tot de pH weer op 1,5 zit, de normale waarde.
-Zodra voedsel in de darmen komt moet de zuurgraad weer omhoog. Dit gebeurt door de alvleesklier, die stuurt bicarbonaat naar de maag om te neutraliseren. Dit wordt veroorzaakt door het hormoon secretine. Dit hormoon komt vrij zodra spijsverteringssappen in aanraking komen met de cellen van de darm.
-Om vet te verbranden is gal nodig. Dit moet namelijk aan vet worden gebonden om het te kunnen opnemen. Zodra er vet in de darmen komt wordt het hormoon cholecystokinine (CCK) vrijgegeven. Dit hormoon stimuleert de galblaas om gal af te geven. Dit hormoon zorgt er samen met gastric inhibitor peptide (ook een hormoon) ook voor dat de spijsvertering langzamer wordt om de tijd te krijgen vet af te breken en op te nemen.
-Vet wordt langzamer afgebroken dan koolhydraten. Wanneer er vet in de maaltijd zit dan gaat de snelheid van de darmwerking wat naar beneden om vet de kans te geven verteerd te worden. Dit gaat onder invloed van cholecystokine en gastric inhibitor peptide.
Regulatie bloedglucose
Het bloedglucosegehalte wordt geregeld door twee hormonen, glucagon en insuline. Insuline haalt glucose uit het bloed en brengt het naar de cellen, het verlaagt daarmee het bloedglucose gehalte. Glucagon haalt glucose juist uit de cellen en brengt het naar het bloed en verhoogd daarmee het bloedglucosegehalte.
Na een maaltijd stijgt het bloedglucosegehalte en dat stimuleert de alvleesklier tot de afgifte van insuline. De glucose wordt dan uit het bloed gehaald en opgeslagen in de cellen. De cellen nemen echter niet meer op dan ze nodig hebben. Al het overschot gaat naar de lever en wordt daar omgezet in vet en dan opgeslagen.
Als iemand een tijd lang niet heeft gegeten zakt het bloedglucosegehalte flink. De alvleesklier geeft dan een seintje dat er glucagon vrij moet komen. Glucagon zorgt ervoor dat de lever glycogeen (opgeslagen glucose) vrijgeeft zodat andere cellen in het lichaam deze glucose weer kunnen gebruiken.
Ook het hormoon adrenaline zorgt voor het vrijgeven van glucagon uit de lever. Dit wordt dan naar de cellen geëxporteerd die op dat moment hard moeten werken. Bijvoorbeeld de spieren als iemand moet vluchten.
Vet en hormonen
De vertering van vet begint al in de mond. Sommige harde vetten smelten al onder invloed van de lichaamstemperatuur. De vertering gaat verder in de maag. Door samentrekking van de maag wordt het vet vermengd met de rest van de maag inhoud. Hier worden de korte keten vetzuren afgebroken. De echte vetvertering vindt echter pas plaats in de dunne darm.
Zodra vet in de dunne darm komt wordt het hormoon CCK vrijgegeven, dit stimuleert de galblaas om gal af te geven. Gal heeft een eiwit kant en een vet kant. De eiwitkant is oplosbaar in water. Gal gaat helemaal om de vetmolecuul zitten waardoor het kan worden opgepikt door enzymen en op die manier kan vet uiteindelijk worden opgenomen.
Eten en hormonen
Hormonen kunnen een honger gevoel afgeven waardoor je wilt gaan eten. Dit wordt veroorzaakt door receptoren in de maag. Zodra de maag leeg is geven deze het seintje ‘honger’ naar de hersenen. Het hormoon ghreline speelt hier een rol bij. Dit hormoon verhoogt de eetlust.
Tijdens het eten zijn er receptoren in de maag die er voor zorgen dat verder eten niet meer lekker is. De voedingsstoffen die daarna in de dunne darm aankomen triggeren de afgifte van GI hormonen (zoals CCK). Dit tezamen geeft de hersenen het seintje dat je vol bent. Gevolg: je stopt met eten.
Gevoelens negeren
Het kan zijn dat personen het gevoel van honger negeren of juist het gevoel van vol te zijn negeren. Ook in bepaalde situaties (stressvolle) gaat de een eten en de ander juist niet. Hoe dit kan is een raadsel.
Overgewicht, andere oorzaken dan zomaar te veel eten?
Leptine
Een rol bij het ontstaan van overgewicht speelt het eiwit leptine. Leptine komt vrij bij het toenemen van opgeslagen lichaamsvet. Het gedraagt zich als een hormoon en geeft seintjes af aan de hersenen. Een hoog leptine niveau vermindert trek en verhoogt het energieverbruik. Een laag leptine niveau verhoogt juist de trek en verlaagt het energieverbruik.
Wanneer iemand dus veel minder leptine in het lichaam heeft dan is de kans op overgewicht groter omdat de trek toeneemt maar het verbruikt neemt af. Hierdoor raakt de inname en het verbruik uit balans met als gevolg: toename in gewicht.
Wanneer iemand meer leptine krijgt vermindert ook automatisch de hoeveelheid vetopslag. De vetcellen worden niet kleiner maar zelfs vernietigd waardoor het verlies blijvend is. Vetcellen hebben namelijk de neiging om zich altijd weer te willen vullen met nieuw vet.
Mensen met overgewicht hebben vaak veel leptine omdat ze ook veel lichaamsvet hebben.
Mogelijke invloed op honger en verzadiging
Er zijn een aantal mogelijke hypothesen over hoe honger en verzadiging ontstaat. Dit zijn twee mogelijke optie waarbij hormonen betrokken zijn:
-Vanuit vetweefsel komt er mogelijk een signaal naar de hypothalamus wat leidt tot een afname van de voedselinname en een verhoging van het energieverbruik. Dit gebeurt onder invloed van het hormoon leptine.
-Weefsels hormonen uit het maag-darmstelsel stimuleren mogelijk het verzadigingscentrum. Dit gebeurt onder invloed van het hormoon CCK.
Conclusie
Veel hormonen spelen dus een rol bij de afbraak, opname en opslag van voedingsstoffen en de afbraak van opgeslagen stoffen. Een verstoring hiervan zou mogelijk wel kunnen leiden tot aankomen of juist afvallen.